
Het pronkstuk in het interieur is het kabinetorgel dat door Pieter Keerman is gebouwd en dateert uit 1737. Voor zover bekend is dit het oudste kabinetorgel in Nederland.
Tot vlak na de tweede wereldoorlog was het orgel in het bezit van een Groningse familie en was in 1949 door Mense Ruiter in Groningen gerestaureerd. In 1957 kwam het orgel in het bezit van de kerkelijke gemeente van Lathum en Giesbeek.
Door Sebastian Friedrich Blank is het orgel in 1992 opnieuw gerestaureerd.
In 2001 heeft er nog een restauratie plaatsgevonden door Rudi van Straten, organist te Vorden. Hierbij werd de eikenkast, voorzien van een wortelnoten fineerlaag, opgeknapt.
Het orgel heeft eerst op de galerij gestaan, waardoor in verband met de geringe hoogte het centrale van de drie beelden, koning David met harp, niet geplaatst kon worden. Met de restauratie van 1992 werd het orgel verplaatst naar het liturgisch centrum aan de noordzijde. De drie beelden konden nu weer geplaatst worden en na voorzien te zijn van hun oorspronkelijke kleuren staat het kabinetorgel na de restauratie van 2005 aan de zuidzijde van de kerk op het liturgisch centrum.
Details
De toetsen hebben geprofileerde frontons en zijn met ivoor ingelegd.
De afdeklijst aan de achterkant van de toetsen is op dezelfde wijze uitgevoerd. De registerknoppen zitten in de verticale rijen in nisjes in de hoekstijlen van de bovenkast en zij trekken de slepen aan door middel van houten registerwellen.
Van de 295 pijpen zijn er 5 van hout.
Het wortelnoten kabinet bestaat uit een onderkast (kistvormig) met twee deurtjes. In het bovenblad van de onderkast zit het klavier; de afdekklep van het klavier is een scharnierend deel van dit bovenblad. De bovenkast wijkt zonder enige overgang terug.
De gebogen kap is aan weerszijden bekroond met twee liggende figuren, wier curven samenvallen met de kap. Het beeld midden op de kap stelt koning David met de harp voor.